Solitaire bijen als bestuivers

Er zijn in onze regio’s twee soorten inheemse metselbijen die hun verdienste als goede bestuivers van appel en peer al hebben bewezen en graag gebruik maken van deze kunstmatige nestvoorziening, namelijk de gehoornde en de rosse metselbij (wetenschappelijke benaming respectievelijk Osmia cornuta en Osmia bicornis) . Deze bijen zijn zowat overal in Vlaanderen en Nederland van nature aanwezig en vrij algemeen . Ze vliegen vrij vroeg in het voorjaar: gehoornde metselbijen gemiddeld vanaf eind maart tot eind april, rosse metselbijen vanaf half april tot half mei. Daarmee is de gehoornde metselbij ‘cornuta’ inzetbaar voor bestuiving van peer en ook van de meeste van onze appelrassen, de rosse ‘bicornis’ eerder voor appel . De gehoornde metselbij wordt ook wel de ‘European Orchard Bee’ genoemd, want in verschillende fruitstreken in onder meer Spanje, Italië en Servië wordt deze als voornaamste bestuiver ingezet . Pas de laatste jaren blijkt hiervoor ook interesse in onder meer Duitsland, Nederland en Vlaanderen . Dit heeft onder meer te maken met de problematiek van de honingbij waarbij zich recent veel wintersterfte voordeed alsook met recent onderzoek ‘van bij ons’ waaruit blijkt dat metselbijen uiterst efficiënte bestuivers zijn voor diverse fruitsoorten als appel, peer en blauwe bes . Vooral door hun bestuivingscapaciteit bij peer stijgt de interesse voor metselbijen: een goede bestuiving resulteert in meer pitten en zo in een (economisch) betere vruchtvorm . Honingbijen zijn beduidend minder efficiënte bestuivers voor de meeste perenrassen.

Voordelen tegenover honingbijen

Honingbijen, in gunstige omstandigheden erg goede bestuivers van veel gewassen,  zijn weinig actief bij lagere temperaturen en regenachtig of winderig weer, een niet zeldzaam gegeven tijdens de soms korte bloesemperiode vroeg in het voorjaar . Indien het weer het dan echt eens laat afweten, dan kan tot leiden dat een bestuivingsdeficit. Honingbijen zijn ook minder effectieve bestuivers van de meeste perenrassen gezien het lage nectargehalte of het lage suikergehalte van de nectar.

 

  • Metselbijen vliegen vroeg in het voorjaar en zijn daar dan ook op gebouwd: ze zijn relatief groot voor een wilde bij en sterk behaard om tegen de kou te kunnen . Vooral de gehoornde metselbij heeft qua uiterlijk veel weg van een kleine hommel. Gezien ze maar een paar weken leven moeten ze immers ook bij slechter weer actief kunnen zijn . De grotere gehoornde metselbij vliegt vanaf 10°C of zelfs nog kouder weer als de zon op de nestingangen schijnt. Ook bij lichte regen en matige wind zijn ze nog actief. De rosse metselbij vliegt uit vanaf 12°C, zoals de honingbij, maar vliegt dus ook bij licht regenachtig en winderig weer. Metselbijen zijn actief van ’s morgens vrij vroeg tot ’s avonds net voor volledige duisternis .

  • Het zijn bij uitstek pollenverzamelaars die het stuifmeel op specifiek daartoe uitgeruste buikharen verzamelen (ook ‘buikschuiers’ genoemd) en daarbij erg morsig te werk gaan. Tegelijk hebben ze nectar nodig die ze in dezelfde bloemen zoeken. Dit zorgt bij elk bloembezoek voor een bijna zekerheid dat pollen van de ene bloem op de stempel van een andere gedeponeerd wordt: de meeste onderzoeken gaan uit van meer dan 90% pollenoverdracht.

 

  • Ze vliegen ‘gemiddeld’ in de periode van appel en perenbloesem .

  • Metselbijen hebben een sterke voorkeur voor Rosaceae (appel, peer, kers, perzik, pruim...).

  • Ze zijn erg bloemvast, ze wisselen niet gauw van de ene naar een andere bloemsoort. Eénmaal appel of peer in bloei staan hebben ze dus nog weinig oog voor andere bloeiers .

 

  • Ze zijn in zekere mate manipuleer of ‘teelt’baar: dit betreft een aantal aspecten. Vooreerst maken ze graag en in grote groepen (‘aggregaten’) gebruik van kunstmatige nestgelegenheid. Ze zijn daarenboven uiterst nestgebonden: ze nestelen bij voorkeur vlakbij de locatie waar ze zijn geboren .Ze kunnen tevens als cocon worden geoogst en het uitsluipen (of uitvliegen) kan in zekere mate worden bijgestuurd door temperatuur regulatie .

 

 

 

Het belang van de Bloeiboog

Opbouw en behoud van voldoende grote en duurzame populaties van deze bijen via de natuurlijke methode is enkel mogelijk indien er binnen de vlieg-actieradius van deze bijen een bloeiboog aanwezig is tijdens hun vliegperiode van circa 4 tot 6 weken binnen een zekere afstand van de nestplaats. De vliegradius is 200 tot 400 meter, maar hoe kleiner de afstand tussen voedselbron en nestplaats hoe efficiënter de vermeerdering. Alhoewel de vliegperiode meestal overlapt met de bloesem van de meeste appel en perenrassen, is de kans reëel dat de bijen één of twee weken voor de bloesem actief worden. Vooral voor, en bij voorkeur ook een poos na de fruitbloesem is dit belangrijk: bij gebrek aan voedsel voor langere tijd (mogelijk vanaf ca . één week zonder voedsel) gaan de bijen vervliegen. Soms sterven ze ter plaatse aan de nestplaats, vooral bij kouder weer. Er dient dus voornamelijk voldoende geschikt bloemaanbod aanwezig te zijn van half maart (voor gehoornde metselbij, vanaf begin april voor rosse) tot ongeveer half mei (voor rosse, tot eind april voor gehoornde).

Bron: Landschapsbeheer Zeeland - Naar een integrale bestuiving en meer biodiversiteit in de teelt van appel en peer